Column: wat vliegt daar?

tapuit

Utrechts Landschap viert de Utrechtse Natuurdagen dit jaar (2021) op Park Vliegbasis Soesterberg met het toepasselijke thema ‘Vliegers op de Vliegbasis’.  Daarbij moest ik gelijk denken aan het vogelzakboek ‘Wat vliegt daar?’ uit de jaren ’50 in de boekenkast van mijn ouderlijk huis. Maar naast vogels (en zweefvliegtuigen) zien we er natuurlijk nog veel meer vliegen!

Vogels

Vogels zijn overal te zien en te horen. Voor soorten als houtduif, vink, winterkoning en roodborst hoef je niet ver van huis te gaan, om deze waar te nemen. Maar wist je dat de vliegbasis een groot aantal zogenaamde rode lijstsoorten herbergt, zoals de veldleeuwerik, nachtzwaluw en de tapuit? Dit zijn vogels die nog maar weinig in Nederland voorkomen en met achteruitgang worden bedreigd. Op Park Vliegbasis Soesterberg gaat het goed met de veldleeuwerik. Al jubelend weet hij tot grote hoogte te stijgen, daar blijft hij even rondzweven. Daarna komt hij vliegend, half buitelend en nog steeds zingend (!) weer naar beneden waar zijn grondnest is. Hiermee bakent hij zijn territorium af. Met de vele broedparen is dat wel raadzaam.

Vlinders

De rupsen zijn verpopt en uitgegroeid tot de meest prachtige vlinders. Ze vliegen van bloem naar bloem om nectar te vinden. Na de paring gaan de vrouwtjes op zoek naar een geschikte waardplant. Dat is de plant waarvan de rups leeft, als deze uit het eitje is gekropen. Sommige vlindersoorten zetten hun eitjes niet af op een waardplant, maar in de buurt. De rups moet dan alsnog op zoek naar voedsel.

De kommavlinder, uit de vlinderfamilie ‘dikkopjes’ is ook weer zo’n rode lijstsoort. Het mannetje heeft een kommavormige vlek op de voorvleugel, vandaar de grappige naam. Maar verwar ‘m niet met het sterk gelijkende groot dikkopje, die niet zeldzaam is. Dat het op de vliegbasis goed gaat met de kommavlinder komt door de gevarieerde heide en de lage vegetatie met graspolletjes, nodig voor ei-afzet. Heide, distels, slangenkruid en jakobskruiskruid bieden volop nectar. Een dergelijke leefomgeving wordt helaas steeds schaarser in ons land.

Vleermuizen

Zodra de schemer invalt vliegen soorten als ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis met hoge snelheid rond, op zoek naar muggen en andere kleine insecten. In de nachtverblijven, vaak in holle bomen en oude vogelnesten, worden de kleintjes gezoogd tot ze zelfstandig naar voedsel kunnen zoeken. Wist je dat de vleermuis het enige zoogdier is dat kan vliegen? Dat doen ze met behulp van de vlieghuid die tussen hun ‘vingers’ zit, daardoor kunnen ze vleugelslagen maken. Steeds meer vleermuizen, waaronder de gewone grootoorvleermuis, profiteren van de getroffen overwinteringsvoorzieningen in de verlaten bunkers en oude waterbergingen op de vliegbasis.

Libellen en waterjuffers

Libellen en waterjuffers hebben zich intussen in het zonnetje opgewarmd. Als ze dat niet doen, kunnen ze niet vliegen. Tijdens hun vlucht gaan ze op zoek naar kleine insecten. Na de paring zetten de vrouwtjes hun eitjes in het water af. De larven zullen nog tot het volgend jaar juni – of soms tot wel drie jaar – onder water leven. Tijdens de groei vervellen ze meerdere keren, omdat ‘de oude jas’ niet meer past. Begin juni klimmen ze via een waterplant het water uit. Daar vindt de zogenaamde ‘uitsluiping’ plaats en komt de libel tevoorschijn. De vleugels worden met lucht en bloed volgepompt. Na het drogen in de zon zijn ze ‘vliegklaar’. Naast bijvoorbeeld de indrukwekkende grote keizerlibel herbergt Vliegbasis Soesterberg onder ander de bedreigde soorten bruine winterjuffer en tengere pantserjuffer.

Krekels en sprinkhanen

Op een warme zomeravond kun je het getjirp van krekels horen, maar zien is nog niet zo gemakkelijk. Zowel krekels als sprinkhanen hebben goede schutkleuren. Wel toepasselijk op zo’n voormalig militair terrein! Ken je het wekkertje? Dat is een veldsprinkhaansoort. Volgens geleerden is de naamgeving niet terecht. Het diertje maakt eerder een sissend dan ratelend geluid.

In een open, droog heidegebied kun je zomaar de blauwvleugelsprinkhaan aantreffen. Zittend valt hij nauwelijks op door de schutkleuren, maar in de vlucht zijn de prachtig blauwe achtervleugels te zien.

Wilde bijen

Wist je dat we meer dan 360 soorten wilde bijen in Nederland hebben? Hiervan zijn maar liefst 264 soorten aangetroffen in de provincie Utrecht. Een groot deel daarvan, dat afhankelijk is van planten van voedselarme en/of kalkrijke bodem, komt ook voor op de vliegbasis. Ze hebben de meest wonderlijke namen als bruinsprietwespbij, kauwende metselbij of pluimvoetbij.

Over elke soort valt wat te vertellen. Daarom is door de provincie Utrecht afgelopen najaar een Bijensymposium georganiseerd. Immers, hoe meer mensen het belang (er)kennen, hoe enthousiaster ze worden. De opkomst van maar liefst 300 bezoekers getuigt hiervan.

Jacqueline van Dam

Boswachter Publiek Utrechts Landschap