Libellen en juffers
Vandaag is mijn keuze voor een wandeling op een klompenpad gevallen. Het zal mij, behalve langs de Hooge Kampse Plas in Groenekan, ook door het nabijgelegen Beukenburg voeren. Hieraan ontleent de route haar naam Beukenburgerpad. Op deze aangename manier wil ik eens zien hoe druk het is in onze Utrechts Landschap gebieden op een zonnige dag in het weekend. Behalve het intensief gebruikte fietspad en naastgelegen ruiterpad langs de Hooge Kampse Plas blijkt het overal erg rustig. Onderweg doe ik allerlei aangename verrassingen op. Zoals de tamelijk zeldzame bonte leeuwenbek, een bloem van ongekende schoonheid die doet denken aan een orchidee. En een hazelworm die op een zonnige plek voor me langs over het pad glijdt.
Langs de padranden in Beukenburg bloeien de ingetogen bosandoorn en de verleidelijk geurende kamperfoelie. Net als ik kunnen allerlei rondvliegende insecten hun geluk niet op. Op diverse plekken zie ik neusputjes die de aanwezigheid van dassen op zoek naar wormen verraden. Langs de oever van een slootje tref ik sierlijk vliegende azuurwaterjuffers aan, de mannetjes azuurblauw en de vrouwtjes haast doorschijnend. Dit natuurbeeld wordt muzikaal omlijst door vrolijke zingende vogels. Zwartkoppen, roodborstjes en winterkoninkjes voerden de boventoon.
Verderop in het terrein zie ik een man met een fotocamera in zijn hand. Hij kijkt in het rond. Ik vraag hem waar hij naar op zoek is en al gauw raakten we in gesprek. Vol passie vertelt hij hoe hij tijdens de coronatijd interesse heeft ontwikkeld voor libellen en waterjuffers. Over de pracht van het insect en over hoe zijn geduld op de proef wordt gesteld om ze voor de camera te krijgen. De insecten zijn namelijk zeer bewegelijk. Er zou hier een grote keizerlibel zitten die hem telkens te vlug af is. Totdat corona allerlei beperkingen oplegde was natuur voor hem slechts ‘decor’ voor een wandeling of fietstochtje. De liefde voor de natuur zit inmiddels zo diep, dat hij een dag minder is gaan werken: ‘Doordeweeks is het veel rustiger in de natuurgebieden’. Eigenlijk verbaast me dit alles niet. De kleurrijke, gracieuze libellen, waaronder ook juffers, zijn een soort vliegende sieraden. Als minihelikopters scheren ze langs oevers van een beek van voor naar achter, van boven naar beneden en terug. Als ze ergens neerstrijken is dat nooit voor lang: alsof door een insect gestoken, stijgen ze net zo snel weer op. Tijdens de vlucht wordt er volop gejaagd op kleine insecten, die al vliegend verorberd worden. Dat ik de beste man nu in het weekend aantref heeft een eenvoudige verklaring: ‘Eindelijk schijnt de zon weer eens. Met al die regen houden vliegende insecten het al gauw voor gezien.’
Waterjuffers behoren tot de familie van de libellen. In rust herken je libellen aan de gespreide vleugels, terwijl waterjuffers deze dan langs het lijfje naar achter vouwen. Je treft ze meestal aan in een waterrijke omgeving. Het water is nodig is voor de voortplanting, want daarin zet het vrouwtje haar eitjes af op waterplanten. Afhankelijk van de soort en de temperatuur leven de uit het ei gekropen larven zo’n twee tot vijf jaar onder water. Tijdens de groei wordt het huidje steeds te krap en vervellen ze. De laatste vervelling vindt boven water plaats, het zogeheten ‘uitsluipen’. Als de larve dan uit zijn laatste huidje kruipt ontvouwt hij zijn vleugels, pompt en warmt ze op in het zonlicht en vliegt uit. Als libel of waterjuffer beleeft het diertje zijn laatste levensfase met als doel voortplanting. Of, want zo is de natuur ook, om als voedsel te dienen voor vogels, waaronder de boomvalk.
Jacqueline van Dam, Boswachter Utrechts Landschap
De eerste twee foto’s zijn gemaakt door onze vrijwilliger Jeannette Bruijnincx.