Column: Een netelige kwestie
Het gebeurt vaak ongemerkt. Je loopt of fietst langs beplanting of je maakt een achteloze beweging met je arm en ineens voelt je huid branderig aan en begint te tintelen. Herkenbaar? Ik heb het natuurlijk over de brandnetel, een soort waarbij het venijn ‘m niet in de staart zit, maar in de haren. Ga er maar niet met je handen in zitten!
De brandnetel heeft een slecht imago. Hij oogt niet fraai en ook de bloei is niet spectaculair te noemen. Aanraking veroorzaakt een branderig gevoel op de huid. De planten groeien als een tierelier op voedsel- en stikstofrijke bodems. Maar ook op verstoorde bodems door bijvoorbeeld vergraving of ontwatering. De woekeraar met ondergrondse uitlopers steekt overal de kop op en is lastig terug te dringen. De fijne holle haartjes (brandharen), met aan het uiteinde een weerhaakje, breken gemakkelijk af. Ze bevatten mierenzuur en andere stoffen die branderige plekken en jeuk op de huid veroorzaken, soms zelfs blaren. Overigens zorgt Moeder Natuur ervoor dat meestal gif en tegengif meestal niet ver van elkaar staan. Het blad van soorten als weegbree, ridderzuring, hondsdraf en paardenbloem geeft na kneuzing en wrijving over de brandende plek verlichting.
Wist je trouwens dat als je het blad van de zeer gezonde (!) plant kookt of er thee van trekt, maar ook wanneer je het droogt, de nadelen verdwijnen? En er zijn meer voordelen. Vogels, zoals de nachtegaal en de bosrietzanger, broeden graag tussen de netels. Vlindersoorten, waaronder atalanta, gehakkelde aurelia en landkaartje, leggen hun eitjes (soms tot wel 100!) op brandnetels. Voor de dagpauwoog en de kleine vos is de soort zelfs de enige waardplant. Hun rupsen lusten namelijk niets anders dan brandnetelbladeren. Daarnaast zijn er nog diverse soorten nachtvlinders, kevers, torren, bladluizen, wantsen en zelfs zwammen die de brandharen niet deren. Wil je de woekerende plant toch terugdringen of bestrijden, bijvoorbeeld in een sier- of moestuin, dan is er maar een remedie, namelijk uitgraven. Dit kan het beste met een spitvork, dan beschadig je de wortelstokken minder. Door daarna herhaaldelijk de nieuwe jonge planten af te knippen raakt de plant uitgeput.
Jacqueline van Dam
Boswachter Publiek Utrechts Landschap
foto: Jan van der Straaten
foto: Ben Legler