Bosuil

‘Hoe-oe-oe-hoe-hoeoeoe’, klinkt het in de gitzwarte nacht. Op deze roep van de bosuil na is doodstil in het bos. Het minste of geringste geluid, zoals een zacht geritsel van een bosmuis, valt nu extra op. Het diertje is naarstig op zoek naar voedsel en zich niet bewust van de bosuil die ‘m vanuit de boom in de gaten houdt. Ineens klinkt een wild gefladder. De muis is volledig kansloos als hij wordt gegrepen door de vlijmscherpe klauwen van de uil.

Martin Mollet

Zittend op een boomtak verorbert hij in een mum van tijd zijn prooi en vliegt daarna terug naar zijn vaste uitkijkpost. Even later klinkt alweer de langgerekte roep ‘Oehoe-hoe-oe-oe-hoe-hoeoeoe’. De bosuil man bakent hiermee zijn territorium af. Op deze windstille avond rijkt zijn roep heel ver. Dat komt goed uit, want in de verte blijkt een vrouwtje te zitten. Ze beantwoordt de roep met een schor klinkend ‘tioe-wiet’.

Onze inheemse, bij wet beschermde bosuil fascineert mij. Van majestueuze  vlieger tot een koele killer. Van onheilspellend tot symbool van wijsheid. Door de eeuwen heen heeft hij onze mensheid beroerd door bijgeloof, sprookjes en thrillers. Wie is toch die geheimzinnige bewoner van onze bossen, tuinen en stadsparken die ’s nachts tot leven komt, melancholieke klanken laat horen, maar u en mij recht in de ogen kan aankijken?

Geen roofvogel
Overdag zit de bosuil op een tak dicht tegen de stam, soms in de opening van een boomholte, met toegeknepen ogen lekker te dutten. Zijn bruine verenkleed met bruine strepen, vaalgele en witte vlekken zorgen ervoor dat hij daar nauwelijks opvalt. Maar wordt hij overdag opgemerkt, dan proberen kleine vogels hem te verjagen (dat heet mobbing of pesten). ’s Nachts verandert de bosuil in een meedogenloze jager op kleine zoogdieren (muis, mol, eekhoorn) en kleine vogels (mus, vink, ekster). Bij beperkt aanbod hiervan wijkt hij zonder moeite uit naar kikkers, wormen en kevers. De prooi wordt met de sterke klauwen gegrepen en gedood door in de nek te bijten om vervolgens op een veilig plekje te verorberen. Een volwassen uil kan de prooi in zijn geheel inslikken. In de spiermaag wordt het voedsel verder verwerkt. Onverteerbare delen, zoals haren, veren en botjes braakt hij uit in de vorm van uilenballen. Meestal liggen deze op de grond onder de rustplaats.

Door zijn uiterlijk en voedselkeuze zou je misschien denken dat de uil tot de roofvogels hoort, maar dat is niet zo. Wetenschappers hebben bepaald dat uilen een aparte groep in de orde van de vogels vormen. Dat het dier evolutionair gezien verwant is aan de arend, boeit de bosuil niet.

Zintuigen
De bosuil beschikt over goede zintuigen, want dat is nodig voor een succesvolle jacht. Met zijn grote donkere ogen kan hij goed in het donker zien. Ze werken als een soort telescoop. Door de plaatsing aan de voorzijde in de kop is er in de uilenschedel geen ruimte voor spieren om de ogen te laten draaien. Daarom heeft Moeder Natuur bedacht dat de uilenkop zo’n 270 graden kan ronddraaien en zelfs ondersteboven kan keren! De asymmetrisch geplaatste oren zitten verstopt achter kleine veertjes die als schotelantennes werken. Met zijn flexibele nek draait de uil zijn kop gemakkelijk in de richting van het geluid. Deze combinatie zorgt voor een optimaal gehoor. Eenmaal dichtbij de prooi helpen gevoelige veertjes op de poten en rondom de ogen bij het vaststellen van de precieze locatie.

Geluidloze vlucht
De bosuil lijkt zwaarder dan hij in werkelijkheid is. Onder het dikke verenkleed zit een kleine vogel met een lange nek. Zachte donsveertjes voor bescherming tegen kou gaan schuil onder gladde, waterbestendig veren. Dankzij de korte brede vleugels is de vogel zeer wendbaar tussen de bomen. Over hoe hij potentiële prooien niet opschrikt is uiteraard ook nagedacht. De zachte, fluweelachtige veren aan de bovenzijde van de vleugels en een ‘kam’ van stijve veertjes rond de voorste rand die de luchtstroom breekt, zorgen voor een geluidloze vlucht.

Nestelen
Lekker leven doet de bosuil in een loofbos. Bij voorkeur daar waar ook dikke oude, dode of stervende bomen zijn. Daarin vindt hij nest- en rustgelegenheid en voldoende voedselaanbod. Bosuilen doen zelf niet aan nestbouw: het vrouwtje legt haar eitjes het liefst in een bestaande boomholte of een leeg nest van bijvoorbeeld een sperwer of eekhoorn. Ook nestkasten worden gewaardeerd. Een bewoonster van Bosch en Duin vertelde mij hoe zijn jaarlijks op veilige afstand geniet van het wel en wee van het bosuilgezin.

Nieuwe generatie
Bosuilen baltsen (paringsgedrag) meestal in januari, maar soms al in december. YouTube filmpjes van de Vogelbescherming geven hiervan een mooi inkijkje. De eerste eitjes worden in maart gelegd, maar soms dus al in februari. Het vrouwtje heeft de broedtaak op zich genomen en manlief zorgt voor het eten. Na een maandje broeden zien de uilskuikens het daglicht. Twee tot vier weken oude jonkies kruipen uit het nest, maar blijven nog wel in de buurt om verder aan te sterken. Deze zogeheten takkelingen zijn namelijk nog niet volledig vliegvlug. De ijverige ouders zijn intussen druk met het aanslepen van voedsel. Na 50 dagen is het de hoogste tijd om de geboortegrond te verlaten om zelf een territorium te verwerven en een nieuw gezin te stichten. Wie niet wil opkrassen wordt door de bosuilvader daar wel even een handje bij geholpen.

Bosuilen zijn monogaam. Pas na het overlijden van een van beide wordt door de achterblijver een nieuwe partner gekozen.

Vestibulair systeem
De uilenoren beschikken over een hoogontwikkeld gehoororgaan. Hierdoor kan het dier zijn kop stabiel houden tijdens de vlucht. In de gehoorgang zitten een soort evenwichtssteentjes waarvan de beweging, zoals het draaien van de kop, wordt teruggekoppeld naar de hersenen.

Uilen in Nederland
In ons land is de bosuil de meest voorkomende uil en de stand is met circa vijfduizend broedparen de laatste jaren vrij stabiel. Wat hierbij zeker helpt, is het ophangen van een uilenkast mits u in een boom-/bosrijke omgeving woont. Het doet me deugd dat het met onze grootste uil, de oehoe, stapsgewijs wat beter gaat. Met andere uilensoorten gaat het helaas minder goed. Zo gaan steenuil en kerkuil, liefhebbers van kleinschalig boerenland, al jaren in aantallen achteruit. En, hoewel nog redelijk algemeen, geldt dat ook voor de ransuil, vooral in landbouwgebieden. Helaas is de velduil uiterst zeldzaam geworden door verlies aan vochtige leefmilieus.

Net als bij roofvogels is het bosuil vrouwtje groter dan het mannetje. Omdat zij grotere prooien eet, zijn man en vrouw geen concurrenten van elkaar.

Jacqueline van Dam – boswachter publiek