Amerikaanse eik

Wie in de herfst door het bos loopt herkent ‘m onmiddellijk: de Amerikaanse eik (Quercus rubra). Met zijn prachtige van rood tot geel verkleurende bladeren is hij een opvallende verschijning. Je zou ‘m gemakkelijk de ultieme herfstbosboom noemen. Toch zijn boswachters niet altijd even blij met de aanwezigheid van deze dominante groeier en zien ze zich genoodzaakt om in te grijpen.

Amerikaanse eik in de herfst

Herkomst
De Amerikaanse eik komt oorspronkelijk uit het oosten en noordoosten van Noord-Amerika en werd in de 19e eeuw naar Europa gehaald als sierboom. Vanwege zijn snelle groei volgde al gauw grootschalige aanplant in onze Nederlandse bossen, waaronder bijvoorbeeld het Panbos.

Herkenning
Jonge bomen zijn te herkennen aan een vrij gladde schors met opvallende horizontale strepen. Bij het ouder worden wordt de schors ruwer. De takken van de Amerikaanse eik staan meestal in kransen. Dit zie ook bij andere eikensoorten. De kroon is breed en koepelvormig. De bladeren zijn langwerpig met vier tot zes spits getande lobben, een korte bladsteel, en zijn tot 20 cm lang. De bloemen herken je aan hangende, geelgroene katjes. De eivormige eikels zijn zo’n anderhalf tot twee centimeter groot, roodbruin van kleur en met een scherpe punt. De bladverliezende loofboom kan een hoogte tot 35 meter bereiken.

Gemakkelijke groeier
De Amerikaanse eik stelt weinig eisen aan de grondsoort. Vooral op zandgronden, zoals in het Panbos, groeit de boom als een tierelier. Van klei- en andere kalkrijke grond is de boomsoort minder gecharmeerd. Ook wat betreft vocht en beschikbaar voedsel in de bodem is de Amerikaanse eik al gauw tevreden, al mag deze niet te nat of zeer voedselrijk zijn.

Zowel de zaadproductie als de kiemkracht zijn zeer hoog. Afgezaagde stobben lopen snel weer uit.

Bedreiging voor biodiversiteit
Door de brede, dichte boomkroon ontstaat er veel schaduw. Hierdoor kunnen er nauwelijks zaailingen van inheemse boomsoorten kiemen en groeien en ook voor kruidachtige plantensoorten is er nauwelijks tot geen leefruimte onder de Amerikaanse eik. Langzaam groeiende inheemse soorten als inlandse eik worden verdrukt. De Amerikaanse eik kan gemakkelijk het gehele bos gaan domineren.

De gevallen bladeren verteren slecht en dragen bij aan de verzuring van de bodem waardoor er nauwelijks sprake is van bodemleven. Alle organismen, zoals bacteriën, schimmels, algen, paddenstoelen en andere planten en dieren, die samenleefden met de boomsoort in het land van herkomst, zijn daar achtergebleven. De in Nederland inheemse organismen hebben tot op heden maar mondjesmaat de Amerikaanse eik als voedselbron en leefgebied ontdekt.

Al met al vormt de talrijke aanwezigheid van de Amerikaanse eik een bedreiging voor de biodiversiteit (soortenrijkdom), met name op de droge, voedselarme zandgrond zoals in het Panbos.

Fauna
De boom is nauwelijks interessant voor insecten. Zo leven op een Amerikaanse eik iets meer dan tien insectensoorten, terwijl op een inlandse eik ruim 400 soorten kunnen voorkomen. Hierdoor concurreert de Amerikaanse eik met onze inheemse boomsoorten, want er hoeft geen of nauwelijks energie worden gestoken in bijvoorbeeld herstel van vraatschade door rupsen.

Het is niet alleen maar kommer en kwel. Grote bonte spechten willen nog wel eens een holletje in de Amerikaanse boomstam tikken. In kieren en scheuren in de schors vinden vleermuizen een onderkomen.

De eikels worden gegeten door bijvoorbeeld spechten en kraaien, maar die hoeveelheid is te verwaarlozen in verhouding tot de productie. Er is een aantal paddenstoelsoorten dat behalve op inlandse eiken ook op de Amerikaanse eik voorkomt.

Uitlopende jonge twijgen en bladeren worden graag gegeten door reeën en muizen.

Terugdringen
Het beleid van Utrechts Landschap is erop gericht om de biodiversiteit te behouden en waar mogelijk te verbeteren. Dit betekent dat Amerikaanse eiken op sommige plaatsen worden bestreden of teruggedrongen. Er wordt steeds zorgvuldig per locatie gekeken wat de impact is op de inheemse beplanting, het bodemleven en de cultuurhistorie. Denk bij het laatste aan markante bomen of lanen.